Veiligheid bij gebruik

Eisen Bouwbesluit

Afscheiding van vloer, trap en hellingbaan (2.3)
Een vloer, trap en hellingbaan heeft bij de rand een niet beweegbare afscheiding als die rand > 1 m hoger dan aansluitende vloer terrein of water. Tpv voorkant trede of vloer hellingbaan is de hoogte > 0,85 m.
Deze afscheiding is > 1 m, deze mag 0,7 m hoog zijn als hoogte en breedte samen > 1,1 m is.
Ligt de vloer hoger dan 13 m dan afscheiding > 1,2 m.
De afscheiding tpv een raam > 0,85 m.

Openingen
Een afscheiding heeft geen openingen waardoor een bol kan;
Woonfunctie en kinderopvang (ouder dan 4 jaar) en onderwijsfunctie (basis); 0,2 m
Kinderopvang (jonger dan 4 jaar); 0,1 m
Andere bijeenkomstfunctie; 0,3 m
Alle andere gebruiksfuncties; 0,5 m
De afscheiding heeft tot een hoogte van 0,7 m geen openingen breder dan 0,1 m.
De horizontale afstand van de vloer tot afscheiding < 0,05 m
De bovenregel heeft geen onderbreking > 0,1 m

In een verkeersruimte en een buitenruimte is er geen opstapmogelijkheid tussen 0,2 en 0,7 m

Bestaande bouw
Een vloer, trap en hellingbaan heeft bij de rand een niet beweegbare afscheiding als die rand > 1,5 m hoger dan aansluitende vloer terrein of water. Tpv voorkant trede of vloer hellingbaan is de hoogte > 0,6 m.
Deze afscheiding is > 0,9 m, deze mag 0,6 m hoog zijn als hoogte en breedte samen > 1 m is.
De afscheiding tpv een raam > 0,6 m.

Een afscheiding heeft tot een hoogte van 0,6 m geen openingen waardoor een bol kan;
Woonfunctie; 0,2 m
Kinderopvang (jonger dan 4 jaar); 0,1 m
De horizontale afstand van de vloer tot afscheiding < 0,1 m

Overbrugging van hoogte verschillen (2.4)
Een hoogteverschil > 0,21 m wordt overbrugt door een trap of hellingbaan (ook vluchtwegen).
Bij bestaande bouw is dit > 0,22 m.

Trap (2.5)
Een trap overbrugt een hoogteverschil < 4 m (geldt niet voor industrie en overige gebruiksfunctie).
De breedte van een trap wordt bepaald door brandveiligheidseisen voor ontvluchting, minimale breedte is 0,8 m.
Aan de bovenzijde van een trap ligt een vlak 0,8 x 0,8 m.

Woonfunctie
Maximale optrede van een trap 0,188 m, de minimale aantrede is 0,220 m.
De vrije hoogte boven de trap > 2,3 m.

Andere gebruiksfuncties en vluchttrap
Maximale optrede van een trap 0,185 m, de minimale aantrede is 0,210 m.
De vrije hoogte boven de trap > 2,1 m.

Een trap voor een hoogteverschil > 1 m heeft een leuning; bij voorkant trede ligt de leuning op een hoogte tussen 0,8 en 1 m.
Dit geldt ook voor een hellingbaan met een helling > 2:3

Een gemeenschappelijke verkeersruimte met een trap voor een hoogteverschil > 1,5 m is regenwerend (volgens NEN 2778), dit geldt niet voor een vluchttrap.

Bestaande bouw
De minimale breedte van een trap > 0,7 m.
Maximale optrede van een trap 0,222 m, de minimale aantrede is 0,130 m.
De vrije hoogte boven de trap > 1,9 m.
Aan de bovenzijde van een trap ligt een vlak 0,7 x 0,7 m.

Hellingbaan (2.6)
De hoogte van een hellingbaan < 1 m en de breedte > 1,1 m.
Aan de bovenzijde van een hellingbaan is een vlak van min 1,4 x 1,4 m.
Een hellingbaan heeft een geleiderand van 0,04 m aan de zijkanten.
De helling is ten hoogste
1:12 bij een hoogte < 0,25 m
1:16 bij een hoogte > 0,25 m en < 0,5 m
1:20 bij een hoogte > 0,5 m

Bij bestaande bouw heeft de helling een breedte > 0,7 m en 1:10 en sluit aan op een vlak van 0,7 x 0,7 m.

Beweegbare constructieonderdelen (2.7)
De beweegbare constructieonderdelen mogen geen hinder veroorzaken (bij oa. het vluchten).
Een raam aan een weg voor motorvoertuigen (en 0,6 m daarnaast) zit hoger dan 4,2 m.
Een raam aan een weg niet voor motorvoertuigen zit hoger dan 2,2 m.
Een nooddeur mag wel over een trottoir draaien mits die binnen 0,6 m van een weg voor motorvoertuigen blijft (hoogte is < 2,2 m).
Boevn een beschermde vluchtroute mag een deur of raam draaien als er maar 0,6 m vrij blijft of als de onderkant van het raam zich op 2,2 m bevindt.
Dit alles geldt niet voor een ruimte < 0,5 m2.