Verwarming

Verwarmingssysteem

  • warmtebron
    ketel
  • warmtetransport- en verdelingssysteem
    leidingen, verdeel- en verzamelstations en circulatiepomp
  • membraanexpansievat
    compenseren volumeverandering water en voor het vasthouden en regelen van de druk, aangesloten aan de zuigzijde van de groepspompen
  • warmteverbruikers
    verwarmingsvlakken (geleiding, convectie en straling) warmtestroom van warm naar koud
  • regelsysteem
    thermostaatventielen
  • veiligheidsklep

Buisrailverwarming (kasverwarming)
10 x 51 mm per 8 m kapbreedte, specifieke volumestroom 10 l/h.m2kas
Groeibuisverwarming (in of boven de plant)
5 x ¾ inch per 8 m kasbreedte, specifieke volumestroom 3,2 l/h.m2kas
Sneeuwbuizen (naast de goten).

Ketel
Brander
Vuurgang (straling, ca. 45% van de warmte-overdracht gebeurd hier)
Vlamkist/vuurkist (overgang vuurgang naar vlambuizen, meest kwetsbare deel ketel)
Vlambuizen (convectie)
Branderventilator (hoe kleiner het verwarmend oppervlak, hoe hoger het verbruik ventilator)
Shuntpomp
De capaciteit van de shuntpomp is drie keer de ketelinhoud in m3. De opvoerhoogte van de     pomp is afhankelijk van de manier van aansluiten.
Retarders (in vlampijpen om warmte-overdracht te verbeteren)

Rendement ketel; hoeveel warmte wordt aan water overgedragen; ca. 80-90%.

Warmteslag
Per m3 liter water kan de warmte van ca. 7 m3 gas opgeslagen worden.
Voordelig als er gebufferd kan worden; als er overdag CO2 nodig is wordt er extra gestookt en de opgeslagen warmte kan ’s nachts gebruikt worden. Ook als er een WKK is waarvan de warmte niet direct gebruikt wordt kan de warmte opslag worden gebruikt.

Warm water wordt bovenin de tank aangebracht (en er weer uitgehaald) zodat bovenin warm water zit en onderin koud water, gescheiden door een grenslaag die dikker wordt naarmate het water langer opgeslagen wordt.
Het beste is als de periode van warmte–overschot en warmtevraag max 24 uur uit elkaar liggen.

Een conventioneel buffersysteem werkt met kleppen die omgezet moeten worden om te laden of te legen waardoor het mogelijk is om de buffer tegelijkertijd te vullen en te legen.
Bij een open buffersysteem wordt de warmte altijd vanuit de buffer geleverd waardoor de ketel heel regelmatig kan draaien. Dit systeem werkt met mengkleppen en/of frequentie geregelde pompen.

Om een zo hoog mogelijk rendement van de opslag te halen dient het verliesoppervlak zo klein mogelijk te zijn. Daarom is bij grote opslag een verticale opstelling interessant, er zal dan echter wel veel druk op de fundering komen.
Ook de leidingdiameters moeten voldoende groot zijn om bij warmtevraag snel te kunnen voldoen en de warmte opslag moet zo dicht mogelijk bij het verdeelstuk worden geplaatst.

Koeling
Koelen door water te verdampen;
Pad en Fan systeem, matraskoeling.

  • De droge buitenlucht wordt dmv een padwall bevochtigd
  • De bevochtigde lucht neemt een gedeelte van de warmte in de kas op
  • De verzadigde warme lucht wordt met ventilatoren uit de kas gezogen

Ketelhuis
Er ligt een betonvloer, doorgaans wapening met een dubbel net rond 6 mm.
Bij een rookgascondensor wordt een afvoerputje aangebracht, onafhankelijk van andere systemen.

De warmtebronnen (ketel, WKK, opslagtank) worden onderling verbonden door een ketelhuisleiding.
De voeding van de transportleidingen zijn hiermee verbonden middels een verdeler/verzamelaar (verdeelstuk), een hydraulisch (mbv vloeistoffen onder druk)  verdeelpunt.
Je hebt een aanvoerverdeler, per groep voorzien van een afsluiter (met desgewenst een debietmeter). De retourverzamelaar is per groep voorzien van een voor-instelbare thermostatische regelafsluiter (bepaald het max. debiet/volumestroom in de leidingen).

Er zijn gescheiden (zonder ketelhuispomp) en open verdeelstukken. Bij een open verdeelstuk staan de verdeler en de verzamelaar in open verbinding met elkaar.

Iedere (drieweg)menggroep wordt voorzien van afsluiters. De groepspomp plaatst men bij voorkeur in de aanvoerleiding, vaak na menging.

Als de stromingsrichting verandert van horizontaal naar verticaal naar beneden zal bij deze overgang lucht verzamelen, hier moet ontlucht worden.

Verwarmingsbuizen 51 mm op onderlinge afstand van 800 mm verhogen met elke 2,5 a 3 graden watertemperatuur de kas met 1 graad.
Door ongelijke afgifte (bv warmer aan de gevel) ontstaan er horizontale luchtstromen in de kas waardoor de temperatuurverschillen nog verder vergroot worden (en ook de CO2).